Schaal Emotionele Ontwikkeling: het grote verschil tussen kunnen en aankunnen

Zo’n 80 tot 90 procent van de mensen met dementie heeft vroeg of laat onbegrepen gedrag. Denk aan herhalend gedrag, onrust, loopdrang, sneller boos worden, passief of juist agressief gedrag. Al het gedrag wat vervelend is voor de bewoner zelf en / of voor zijn of haar omgeving. Om dit gedrag te verminderen, is het belangrijk om de oorzaak te weten. De drie coaches onbegrepen gedrag van Amaliazorg zijn hier actief mee bezig. De vorm van dementie en de fase van dementie zijn belangrijk om op in te spelen. Er zijn echter nog meer dingen om rekening mee te houden. Alleen door al deze facetten van het mens-zijn te combineren krijgen we goed in beeld wat een bewoner nodig heeft. De coaches onbegrepen gedrag gebruiken daarvoor ook de Schaal Emotionele Ontwikkeling om te bepalen wat bewoners aankunnen.

Pizzapunt model

Coach onbegrepen gedrag Jan Kouwenberg vertelt: “De mens is een complex geheel. Daarom is het belangrijk om te kijken naar het totaalbeeld. Onbegrepen gedrag heeft vaak meerdere oorzaken. Om de oorzaken die meespelen vast te stellen gebruiken we het zogenaamde pizzapunt-model.” Dat model bestaat uit zes punten:

  1. Fysiek
  2. Sensorische Informatieverwerking
  3. Communicatie
  4. Vermogen om iets te leren en te begrijpen
  5. Schaal Emotionele Ontwikkeling
  6. Sociaal (levensgeschiedenis, omgeving en wisselwerking)

In het vorige Klaverblad hebben we stil gestaan bij Sensorische Informatieverwerking. Dit keer komt de Schaal Emotionele Ontwikkeling aan bod.

Schaal Emotionele Ontwikkeling

De Schaal Emotionele Ontwikkeling (SEO) is opgesteld om de ontwikkeling van kinderen beter in kaart te brengen. SEO wordt al sinds 1985 gebruikt binnen de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking om een inschatting te maken van hun emotioneel functioneren. Deze door Anton Došen ontwikkelde schaal is ook toepasbaar voor mensen met dementie. Will van de Kruijs legt uit: “Ik heb contact gehad met Rachel de Groot, een psychotherapeut en GZ-psycholoog die veel ervaring heeft met de Schaal Emotionele Ontwikkeling. Zij gaf aan dat SEO ook heel geschikt is meer zicht te krijgen op de behoeftes van mensen met dementie. In fase 1 tot en met 3 zien we bijvoorbeeld dat mensen met dementie vaak “claimend-gedrag” vertonen. Dit komt omdat er dan veel behoefte is aan nabijheid. Door dit te weten kunnen we daarop inspelen.”

Hoe werkt het?

De schaal gaat ervanuit dat de emotionele ontwikkeling in fasen verloopt. Er hoort een methode bij die gebruikt kan worden om de emotionele ontwikkeling van iemand in kaart te brengen. De Schaal Emotionele Ontwikkeling gaat bij mensen met dementie over wat zij nog ‘aankunnen’ en niet over wat zij ‘kunnen’. Jan Kouwenberg geeft een duidelijk voorbeeld: “Het kan zijn dat een bewoner vroeger heel graag veel gezelschap om zich heen had. Nu geeft dat teveel prikkels voor deze bewoner en wordt hij hierdoor overvraagd. Dit inzicht helpt om ons te richten op wat een bewoner aankan.” Het verschil tussen kunnen en aankunnen maakt bewoners emotioneel kwetsbaar. Door het inzicht dat de emotionele leeftijd vaak veel lager ligt dan de kalenderleeftijd, voorkomen we overvraging. Onder andere vanuit deze emotionele kwetsbaarheid kan bij bewoners onbegrepen gedrag ontstaan. Door de Schaal Emotionele Ontwikkeling in te zetten, kunnen we de emotionele kwetsbaarheid inzichtelijk maken en de begeleidingsstijl erop aanpassen. 

Hoe komen we tot een inschatting?

De Schaal Emotionele Ontwikkeling helpt om gedrag beter te begrijpen en de omgeving aan te passen aan de emotionele behoeften van de bewoner. Door zicht te krijgen op behoeften kan het gedrag van bewoners begrepen en verklaard worden. Will van de Kruijs legt uit: “De coach onbegrepen gedrag vult samen met zorgmedewerkers die de bewoner goed kennen de SEO-vragenlijst in om de emotionele ontwikkeling in te schatten, maar nog liever maken we samen met team met het SEO-kleurenprofiel een inschatting van de emotionele ontwikkeling, zodat we ditzelfde team mee kunnen nemen in wat ze wel en niet van een bewoner mogen verwachten. Hierbij worden kaartjes uitgekozen die kenmerkend zijn voor een bewoner. Elke ontwikkelingsfase heeft een eigen kleur. Daardoor wordt in één oogopslag duidelijk welke kleuren overheersen en welke domeinen afwijken qua kleur en dus een risico op onder- of overvraging met zich mee brengen.”

Fases van emotionele ontwikkeling

In de beschrijving van de emotionele ontwikkeling worden de volgende fasen onderscheiden:

  • Fase 1: Adaptatiefase
  • Fase 2: Eerste socialisatiefase
  • Fase 3: Eerste individuatiefase
  • Fase 4: Identificatiefase
  • Fase 5: Realiteitsbewustwording

 Bewoners bevinden zich meestal in fase 1, 2 of 3. Daarom hebben wij de behoeften in deze fases in het onderstaande schema uitgewerkt.

Fase

Behoeften

Adaptatiefase

 

  • Afstand en nabijheid: samen zijn, beschikbaarheid, primaire behoeften worden bevredigd (honger, warm/koud, pijn/ongemak, angst, vermoeidheid)
  • Structuur en grenzen: gedoseerde prikkels, herhaling, structuur, duidelijkheid en voorspelbaarheid.
  • Activiteiten: samen zijn, focus op één prikkel, evenwicht rust en activiteit
  • Communicatie: via nabijheidszintuigen,( tast, evenwicht, houding- en bewegingsgevoel, smaak en interne organen) spiegelen
Eerste socialisatiefase
  • Afstand en nabijheid: nabijheid op afstand, in het zicht zijn, lichamelijk contact
  • Structuur en grenzen: duidelijkheid en grenzen herhalen, doe wat je zegt en zeg wat je doet, ondersteun bij moeilijke situaties, neem bewoner uit de situatie als het niet meer gaat.
  • Activiteiten: vertrouwen door ervaren, voorspelbaarheid door routines en rituelen, benadruk de relatie.
  • Communicatie: iets samen doen is leuker dan praten, praat in het hier en nu, contact maken door aanraking is fijn.
Eerste individuatiefase
  • Afstand en nabijheid: op veilige afstand, knuffel als vervanging scheidingsangst, angst voor boosheid/afwijzing.
  • Structuur en grenzen: zelf willen doen, invloed willen/autonomie, tegen de regels vechten.
  • Activiteiten: zelf doen (met hulp als het nodig is), Laat mij zelf dingen doen, maar spring snel bij als het nodig is, activiteiten doen om mijzelf beter te leren kennen, geef mij verantwoordelijkheden die ik aan kan
  • Communicatie: gebruik jij en ik, korte zinnen, humor, gevoel, consequent zijn.
 Identificatiefase
  • Afstand en nabijheid: meer zelfstandigheid, meer initiatief, ook nog angst voor ‘gekke dingen’
  • Structuur en grenzen: aan regels houden geeft houvast
  • Activiteiten: contact via taal en spel, impulsief reageren, ik wil iets doen waarin ik uitblink, ik doe graag dingen samen met anderen, stimuleer mij tot actie, bekrachtig mij na een positieve actie
  • Communicatie: behoefte aan actieve inbreng, vertellen wat de ander wil horen.
 Realiteitsbewustwording
  • Afstand en nabijheid: Ga met mij om als een gelijkwaardige, ondersteun mij in inzichten, de mening van voor mij belangrijke anderen vind ik belangrijker dan die van anderen
  • Structuur en grenzen: Laat mij zelf oplossingen zoeken, laat mij weten waarom iets niet kan of mag, belangrijke mensen voor mij hebben een grote invloed op mij
  • Activiteiten: Geef mij een plaats in de steeds groter wordende omgeving, geef mij verantwoordelijkheid, ik ben graag competitief, creatief en/of productief bezig
  • Communicatie: Ik vind groepsgesprekken belangrijk, analyseer en reflecteer samen met mij, help mij mijn gevoel te verwoorden

Hulpmiddel

Coach onbegrepen gedrag Iftin Peters legt uit: “Door te weten in welke fase een bewoner met dementie zich emotioneel bevindt, kunnen we het risico op onder- of overvraging verminderen. Bij elke fase horen aanwijzingen en handvatten.’ Jan Kouwenberg vult aan: ‘Het is belangrijk om te weten dat de SEO geen diagnose stelt, maar een hulpmiddel is om de emotionele ontwikkeling in kaart te brengen. Het helpt om gedrag beter te begrijpen en de omgeving aan te passen aan de emotionele behoeften van de bewoner. Zo kunnen we beter aansluiten bij wat de bewoners aankunnen. Dit vermindert onbegrepen gedrag.”